Julian Assange; het verbindend element

De bezetting van Nederland biedt een rijke historie aan lessen en herinneringen. Het zijn vaak de persoonlijke verhalen van mensen die zich terug geworpen zien op zichzelf en hun kleinste cirkeltje vertrouwelingen die tot de verbeelding spreken. Met afgrijzen nemen we telkens toch weer kennis van het onrecht, het verdriet, de onmenselijkheid achter de verhalen en de weerloosheid van velen van hen die deze nieuwe, opgedrongen realiteit moesten ondergaan. Ook laten we ons graag inspireren door de andere kant van de medaille: onbaatzuchtigheid, zorg voor de ander, de wil persoonlijk risico te lopen uit solidariteit en zo nu en dan regelrechte heldhaftigheid. Vanuit de eenvoudige overtuiging dat het anders moet.

Waar we het, zeker op 4 mei, niet eens lijken te worden over wie en wat we nu exact herdenken (en, belangrijker, wie niet), zijn er zaken waar we het redelijk over eens lijken te zijn.

We zijn er over het algemeen redelijk van overtuigd dat het belangrijk is macht in toom te houden, te controleren, grenzen te stellen. We begrijpen dat er zoiets bestaat als een hellend vlak – geef je eenmaal toe aan een zekere mate van oncontroleerbare macht, dan zie je je al snel geconfronteerd met een uitdijend monster dat zich overal probeert te nestelen waar de mogelijkheid tot machtsprojectie geconcentreerd is.

Die les is ouder dan de Tweede Wereldoorlog, maar evengoed was die oorlog een kantelpunt in de (Westerse) geschiedenis in die zin dat in haar kielzog een nieuwe wereldorde werd opgetuigd waaraan we onder andere de Verenigde Naties en een aanzienlijk deel van het huidig internationaal recht te danken hebben. We gingen, tenminste formeel, een nieuw tijdperk in waarin geen ruimte meer was voor koloniale machten, en waarin politieke en economische vrijheid enerzijds, en internationaal forum anderzijds aan de basis zouden staan van een betere, rechtvaardigere en welvarende wereld. En Nederland was weer een open, moderne democratie waarin transparantie en controleerbaarheid van macht garanties bieden, onder andere middels het beproefde recept van de vrije pers. Vele bekende titels zagen het levenslicht als verzetskrant – zij namen sommige waarden als vanzelfsprekend, een natuurlijk recht dat zij zich niet zouden laten ontzeggen. Vanuit onder meer die waarden werd een nieuw, internationaal politiek en moreel elan geboren.

Een nieuwe nieuwe richting

Nu we ons de laatste jaren (pak hem beet sinds de eeuwwisseling) weer in onrustiger water lijken te begeven dient zich echter een verontrustende ontwikkeling aan. Het discours verandert. Niet decentralisatie, maar centralisatie lijkt het nieuwe toverwoord. De macht controleert meer dan zij zich laat controleren, en is steeds vaker daar gehuisvest waar het democratisch mandaat niet gaan kan. En wanneer gesteld wordt dat de macht controleert, dan praten we over een regelrechte vrije val – hierover kan en mag geen misverstand bestaan, dat kunnen we ons niet veroorloven. Zie o.a. Snowden.

 

De huidige stand en massale adoptie van moderne communicatietechnologie heeft een nieuwe werkelijkheid gecreëerd (een werk in uitvoering) met verstrekkende gevolgen voor de machtsverhoudingen op deze wereld waar bijna niemand zich aan kan onttrekken. Tegelijkertijd wordt middels een valse tegenstelling tussen veiligheid en vrijheid (deze tegenstelling is enkel reëel wanneer een goedaardige overheid als gegeven wordt genomen) gezaagd aan basale burgerrechten, waarbij het overheden en overheidsinstituten de grootst mogelijke moeite kost zich aan de eigen wetten, regels en beloften te houden. Dit fenomeen is internationaal van aard, en speelt zich ook op mondiaal niveau af tussen landen onderling. Het internationaal recht en bijhorende instituten staan dan ook onder stevige druk.

De Pen vs de Staat; Watergate

De al eerder aangehaalde vrije pers heeft historisch gezien een belangrijke rol in het controleren van de macht en het signaleren van problemen binnen het modern democratisch bestel. Een geïnformeerd electoraat is daarnaast een voorwaarde voor een functionerende democratie, en die informatie bereikt de mensen doorgaans via de nieuwsmedia.  De vraag werpt zich daarbij historisch meer dan ééns op waar de grens ligt tussen een zekere mate van operationele geheimhouding en de democratische noodzaak de macht te kunnen controleren. De consensus en doorgaans ook de respectievelijke wetten en verdragen wijzen op een duidelijke grens bij het geheim houden van onrechtmatig handelen, en tot op zekere hoogte het geheim houden van politiek onwenselijke feiten waar geen duidelijk groter gedeeld belang in speelt.

Een bekende zaak in dezen is het vaak aangehaalde Watergate schandaal. Met gestolen documenten haalde Daniel Ellsberg destijds via de New York Times het nieuws,  hetgeen uiteindelijk tot twee bepalende rechtszaken leidde die decennia de norm stelden op dit gebied.

Eén van die rechtszaken leidde uiteindelijk tot een uitspraak van het Amerikaans Hooggerechtshof, dat stelde dat de New York Times op basis van het eerste amendement het recht had geheime documenten te publiceren. Mede op basis van eerdere zaken werd in die uitspraak bekrachtigd dat er uitzonderingen kunnen bestaan, maar dat de bewijslast van uitzonderlijk, direct gevaar van publicatie bij de overheid ligt.

Een andere toonzettende gerechtelijke uitspraak kwam in de zaak tegen Ellsberg die werd vervolgd op basis van de Espionage Act uit 1917. Ellsberg werd door de rechter te kennen gegeven dat zijn motieven om over te gaan tot de diefstal met publicatie ten doel (volgens Ellsberg was het classificeren van de documenten illegaal, en bedoeld om informatie uit de ogen van het Amerikaans publiek te houden, en niet zozeer dat van de vijand) niet relevant waren. Dit argument wordt tot op de dag van vandaag gevoerd in Amerikaanse rechtbanken. Ellsberg kwam uiteindelijk op vrije voeten omdat hij onder andere illegaal werd afgeluisterd door de FBI. De rechter sprak van omstandigheden “which … offend justice”.

Gelijkenissen Assange-zaak

Anno 2020 kunnen we Ellsberg inruilen voor Assange, en de New York Times voor WikiLeaks. De voornaamste reden dat het niet eerder tot een zaak kwam was exact de bovengenoemde rechtszaak tegen de New York Times. WikiLeaks publiceerde daarnaast zelden alleen, waarmee een zaak tegen WikiLeaks een zaak tegen het voltallige media-establishment zou worden. Nu denkt de regering Trump echter een weg te hebben gevonden. Door Assange er van te beschuldigen Manning te hebben geassisteerd bij het ontsleutelen van een wachtwoord, zodat Manning anoniem toegang kon krijgen tot documenten waar ze persoonlijk legaal toegang toe had, heeft men in ieder geval een aanklacht waarmee men tot actie over kan gaan.

Maar de hoofdmoot van de zaak draait eigenlijk om het eerder aangehaalde uitzonderlijk, direct gevaar dat de publicaties volgens de Amerikanen hebben veroorzaakt (het welbekende “Assange heeft levens in gevaar gebracht”), en het zal waar mogelijk gaan over de manier waarop WikiLeaks publicaties volgens de Amerikanen als voor de vijand gestolen informatie diende. Er zijn meerdere actieve pogingen ondernomen om het werk van WikiLeaks in verband te brengen met “terrorisme” – hetgeen op zijn beurt een containerterm is geworden voor militaire operaties tegen Amerikaanse bezettingslegers.

Een deel van deze argumenten is in de zaak tegen Manning reeds getoetst. Eén en ander lag subiet uit het raam toen bleek dat de aanklagers geen enkel feit konden noemen dat hun beschuldiging hard kon maken. Bijna 10 jaar verder lijkt er weinig veranderd. Daarnaast wordt in de verhalen over “ongeredacteerde dumps” zelden tot nooit meegenomen hoe een Guardian journalist die encryptiesleutels publiceerde de aanleiding vormde tot dit drama, en hoe Assange met man en macht probeerde de schade te beperken, en uiteindelijk besloot tot de dump over te gaan zodat in ieder geval duidelijk was welke leaks de authentieke waren, om misbruik van de situatie te voorkomen en om mensen de kans te geven het risico in te schatten dat ze liepen.

Maar veel belangrijker nog is dat veel te vaak wordt vergeten dat het werk van WikiLeaks enorm veel heeft blootgelegd over overheidscorruptie, het cynisme van de machthebbers en oorlogsmisdaad. Het tot staatsgeheim maken van misdaden is illegaal. Het tot staatsgeheim maken van misdaden die zijn begaan in een illegale oorlog is illegaal. Internationaal recht is een ding. Mensenrechten zijn een ding. Beiden spelen geen rol in de overwegingen die ten grondslag liggen aan de besluiten ten strijde te trekken, met alle vernietigende gevolgen (zeker ook voor het thuisfront) van dien.

WikiLeaks heeft ons meer dan wie dan ook de kille realiteit van Westers interventionisme laten zien. Niet alleen zoals beleefd door hen die in de loop van het geweer kijken, maar ook zoals tot stand gekomen in politieke achterkamertjes. Het welbekende interview met Syrische kindjes – maar dan geen Syrisch kindje, maar een Afghaans of Iraaks kindje, levend onder ónze bezetting. Een beetje zoals de kwalijk geachte rol van de Amerikaanse pers ten tijde van de Vietnam-oorlog. De oorlog op feitelijke basis bekritiseren, in plaats van deze aan te moedigen en met leugens helpen verkopen, zoals met de oorlogen in Irak en Libië gebeurde.

Vanuit die optiek is het wellicht niet zo schokkend dat de politiek alles op alles zet om Assange onschadelijk te maken, terwijl de pers doet voorkomen of het hier een doodgewone zaak betreft – en uiteraard héél anders dan Watergate. Maar is dat zo? Daniel Ellsberg werd uiteindelijk op vrije voeten gesteld omdat van due process geen sprake meer kon zijn. Met Julian Assange is dat niet anders.

Rechten geschonden, eerlijk proces ondenkbaar

Het welbekende Zweedse verkrachtingsonderzoek naar zijn persoon is twee keer heropend, drie keer gesloten. Hij is twee keer verhoord door drie verschillende aanklaagsters. Er is in ieder geval één vals bewijsstuk tegen hem ingebracht (het welbekende gescheurde condoom zonder enig DNA spoor). De tweede aanklaagster, Marianne Ny, was de eerste die van mening was dat er een mogelijke zaak tegen Assange lag. Zij heropende het onderzoek in 2010, en vaardigt een Europees Arrestatiebevel tegen hem uit. Saillant detail is dat dit bevel niet is ondertekend door een rechter, een situatie die op dat moment alleen middels Zweeds recht kan worden bereikt. Na het arrestatiebevel tegen Assange worden de regels aangescherpt – Europese Arrestatiebevelen kunnen alleen door rechters worden uitgevaardigd, nu ook in Zweden.

In 2012 werd Assange politiek asiel verleend door Ecuador, en nam hij zijn intrek in de Ecuadoraanse ambassade. Het duurde tot 2016 voor Assange werd verhoord, omdat Marianne Ny (onterecht) claimde dat een verhoor van Assange in de Ecuadoraanse ambassade niet mogelijk zou zijn. Later bleek dankzij goed onderzoekswerk van Italiaanse journaliste Stefania Maurizi dat de beslissing Assange al die tijd niet in de Ecuadoraanse ambassade te verhoren voortkwam uit adviezen van de Britse CPS, die een buitengewoon interessante invloed had op een Zweeds arrestatiebevel. Zo wilden de Zweden het onderzoek reeds in 2013 laten vallen – hetgeen ze door de Britten werd afgeraden. Het dusdanig traineren van het onderzoek is begrijpelijkerwijs strijdig met het Zweeds procesrecht.

Uiteindelijk werd Assange in april 2019 gearresteerd nadat Ecuador zijn asiel per decreet introk. Het is zeer de vraag of deze intrekking per decreet legaal was. Artikel 32.2 van het vluchtelingenverdrag stelt dat zulke besluiten in de regel via een rechtbank (due process) dienen te verlopen. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk, maar noch uit de media, noch uit Lenin Moreno’s mond hebben we ooit één van die geldige uitsluitingsgronden mogen vernemen. Wel veel vage verhalen over poep, potjes, pannen en skateboards.

De Britten veroordelen Assange vervolgens tot 50 weken cel voor het overtreden van zijn borgtocht, waar normaliter een boete volstaat. In Zweden wordt het verkrachtingsonderzoek nog maar eens heropend, en probeert de inmiddels derde aanklaagster die de zaak in behandeling heeft nogmaals een arrestatiebevel voor Assange te laten uitvaardigen. Dit wordt door de rechter geweigerd omdat Assange’s aanwezigheid in Zweden niet noodzakelijk zou zijn voor het onderzoek. Ongeveer een half jaar later wordt de Zweedse zaak definitief gesloten. Overal heeft men het over de manier waarop Assange het recht is ontvlucht. Nergens heeft men het over de onregelmatigheden in het onderzoek, of de merkwaardige Britse invloed hierop. Julian Assange blijft na het uitzitten van zijn 50 weken cel vastzitten in afwachting van de uitleveringszaak, omdat zijn eerdere aanvraag van politiek asiel in Ecuador hem volgens de Britten tot vluchtgevaar maakt.

Maar in die vele jaren in de Ecuadoraanse ambassade gebeurt er meer. Momenteel loopt in Spanje een rechtszaak tegen UC Global, een Spaans privaat intelligence- en beveiligingsbedrijf. Volgens diverse getuigen en documenten heeft dit bedrijf Assange 24/7 bespioneerd in de ambassade, voor de CIA. Ook is vastgesteld dat het bedrijf in contact stond met de rechtbank in Virginia, Alexandria waar Assange zich zal moeten verantwoorden in het geval hij wordt uitgeleverd. We kunnen er kort over zijn, dit feit alleen al maakt een eerlijk proces tot een onmogelijkheid. De Spaanse krant El País heeft hier in tegenstelling tot de rest van vrijwel de gehele Westerse media uitgebreid over geschreven.

Vrijheid; een werk in uitvoering

#FreeAssange Nederland en anderen spannen zich al maanden in om dit soort feiten in de krant te krijgen. Zij worden tot op heden genegeerd of aan het lijntje gehouden. Wanneer ze niet genegeerd worden, wordt ze te kennen gegeven dat deze informatie niet relevant is, of dat deze informatie net buiten de newscycle-boot valt. Dat gold duidelijk niet voor de publicaties waarin allerhande vage beschuldigingen als feit werden neergezet.

 

Assange is op alle mogelijke manieren voor rotte vis uitgemaakt door journalisten die uiteindelijk niets anders deden dan collega kranten napraten. Onderzoek is er geen seconde gedaan. Wat we in de media meekrijgen is het verhaal van de Amerikaanse aanklager, en niet zozeer de feiten uit de zaak. Sterker nog, de NRC redactie presteerde het te claimen dat de enige uitweg voor Assange een gang naar de rechtbank in Virginia was, hoewel uitlevering aan een land dat basale mensenrechten niet respecteert (en daar hoort de VS nu eenmaal bij) volgens artikel 3 UNCAT illegaal is.

Zo bezien is de nalatenschap van de Tweede Oorlog nog altijd een werk in uitvoering. Een maatschappij die toestaat dat iemand die onwelgevallige waarheden publiceert voor het oog van de wereld op onwettige wijze wordt kaltgestellt, is geen maatschappij die kan beweren haar lessen te hebben getrokken uit het verleden. Het internationaal recht dat ons dient te beschermen tegen juridische willekeur op mondiaal niveau, en dat individuen onvervreemdbare rechten toekent wordt in deze zaak op meerdere manieren ernstig geschonden. En daar kunnen we pas iets aan doen wanneer onze vrije pers ophoudt in dezen te fungeren als stenograaf voor de macht.

Dat betekent niet dat zij Julian Assange moeten omarmen, of dat zij niet kritisch mogen zijn op zijn handelen. Het betekent wel dat zij het hele verhaal moeten vertellen, zodat mensen zich kunnen verwittigen van wat er écht gebeurt. Dan pas kunnen zij een zinnig oordeel vormen over deze zaak.

Daarnaast dient Nederland, met artikel 90 in de Grondwet en als gastheer van onder meer het ICC, zich uit te spreken tegen wat hier gebeurt. Althans, als zij nog langer serieus genomen wil worden in haar graag gebezigde rol als hoeder van internationaal recht en mensenrechten.

Dat de waarheid, internationaal recht en mensenrechten met zulk gemak begraven worden door een element dat geacht wordt de macht te controleren, terwijl de blootgelegde oorlogsmisdaden en overheidscorruptie tweede viool spelen, geeft te denken over de mate waarin we werkelijk lessen hebben getrokken uit de oorlog. Dat het met regelmaat titels betreft die hun oorsprong vinden in het verzet maakt één en ander extra pijnlijk.

Op 1 mei 2020 schreef Laura Starink, toch niet de minste naam in de journalistiek, in de Volkskrant dat vrijheid van informatie de wereld niet per se beter maakt. Het zou de mensen in verwarring brengen. Het antwoord op de vraag wie de uiteindelijke arbiter dan gaat zijn over wat de waarheid is, en hoe die waarheid dan wordt vastgesteld, wordt wat ons betreft in de zaak Assange al jaren beantwoord.

Het antwoord voorspelt weinig goeds.

 

Team #FreeAssange NL
&
ContraCourant

P.S.

#FreeAssange Nederland vraagt kleine donaties voor de aanschaf van verschillende soorten ondersteunend materiaal. U kunt op de onderstaande widget klikken voor de donatie website.

 

Geld inzamelen | Doneeractie.nl

 

Over veto-recht en onafhankelijkheid

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft de Kamer en het land voorgelogen over het bestaan c.q. de inhoud van een zogeheten “non-disclosure agreement” tussen leden van het Joint Investigation Team, waarbij het vooral gaat om het zogenaamde veto-recht over de publicatie van onderzoeksgegevens van aan het onderzoek deelnemende landen. Een en ander kwam definitief uit toen de Australiërs het bestaan van deze overeenkomst erkenden, maar het amateuristische liegen vanuit het Ministerie verdient evengoed de aandacht. Op 22 december 2014 ging dat ongeveer zo:

Consensus onder de partners over publicaties is uiteraard exact hetzelfde als een vetorecht over publicaties. Een dergelijke, feitelijk correcte uitleg van deze begrippen is natuurlijk niet nieuw of onbekend. Zie bijvoorbeeld deze passage uit de Goedkeuring van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa:

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid vertolkte de grote Nederlandse rol in zowel het technische als het strafrechtelijke onderzoek als volgt:

“”Nederland heeft veruit de meeste slachtoffers te betreuren. Om die reden nam en kreeg Nederland het voortouw bij de coördinatie van de strafrechtelijke samenwerking tussen de getroffen landen. Dit houdt in dat het OM de dagelijkse leiding heeft over het gemeenschappelijke, internationale opsporingsteam (het JIT). Gezien de uitstekende staat van dienst, de bewezen onafhankelijkheid en de grote mate van expertise aanwezig bij zowel het OM als de OVV, is Nederland in staat de verantwoordelijkheid te dragen voor beide onderzoeken.”

De rol van het OVV geloof ik wel. Maar is het OM (dat het JIT leidt) bewezen onafhankelijk? Die staatsrechtelijke discussie is ouder dan ik zelf ben.

Nu wil ik niet beargumenteren dat het onderzoek naar de MH17 verschrikking gecorrumpeerd is. Daar zou veel meer informatie voor nodig zijn dan waarover ik kan beschikken. Maar ik stel wel dat er beweringen zijn gedaan, en een politieke situatie bestaat waarover mijns inziens iets te makkelijk heengestapt is. In het licht van recente onthullingen over politieke invloed op onderzoek dat politiek gevoelig ligt, denk ik dat daarmee niemand een dienst wordt bewezen.

Aantekeningen bij Kamerbrief Ollongren

In Minister Ollongren’s brief aan de Kamer d.d. 13-12-2018 (Brief inzake desinformatie en beïnvloeding verkiezingen) staan een paar interessante passages.

Op de tweede pagina van haar brief lijkt zij een link te leggen tussen maatregelen tegen de verspreiding van desinformatie en vrije en eerlijke verkiezingen. Die definitie van vrije en eerlijke verkiezingen is mij persoonlijk onbekend, maar definities zijn er uiteraard om naar believen op te rekken.

Er wordt daarnaast verwezen naar het Rathenau onderzoek, waarbij de Minister stelt dat de invloed van desinformatie in Nederland betrekkelijk klein is doordat “Nederland een sterk mediabestel heeft, pluriforme nieuwsconsumptie kent en er een hoog vertrouwen is in de media”. Wat de Minister er niet bij zegt, is dat er domweg weinig bekende desinformatie bestemd is voor Nederlands gebruik – zoals in hetzelfde rapport te lezen staat.

Echt interessant wordt het wat mij betreft wanneer de vermaarde counterpropaganda* instantie EUvsDisinfo ten tonele verschijnt. Zoals bekend heeft Nederland, zonder succes, in Europees verband geijverd voor het schrappen van die instantie. De Minister meldt verheugd dat de Nederlandse standpunten die tot die positie hebben geleid centraal komen te staan in het Europese Actieplan voor de bestrijding van desinformatie. Die standpunten zijn o.a. bescherming van de vrijheid van meningsuiting, het nalaten specifieke publicaties als desinformatie aan te merken, en de essentiële rol van private partijen zoals de verschillende platforms zelf en fact-checkers in de bestrijding van desinformatie.

Schijnbaar worden we geacht aan te nemen dat van overheidswege verlangde (indirecte en directe) censuur gepleegd door private partijen een heel ander beestje is dan censuur van overheidswege. Formeel wellicht correct, maar praktisch niet echt. Het blijft een (indirecte) verstoring van het recht op vrije informatiegaring.

Uiteindelijk heeft eerdergenoemde poging EUvsDisinfo geschrapt te krijgen wel opgeleverd dat Nederlandse bronnen niet langer in de desinformatie database van EUvsDisinfo worden opgenomen. Dit feit wordt opgevoerd als “aansluitend op de focus van de StratCom Taskforces”, waar EUvsDisinfo uit voortkomt. Maar ondertussen is wat EUvsDisinfo doet dus nog steeds strijdig met die genoemde focus voor alle denkbare bronnen – behalve die afkomstig uit Nederland. Het lukt mij niet enige waarde te ontdekken in die situatie.

Ik sluit af met een passage waarin de Minister stelt dat, ondanks het feit dat “de impact van desinformatie mede door het sterke medialandschap in Nederland tot nu toe beperkt is” uit monitors en peilingen blijkt dat er behoefte bestaat aan overheidsinitiatieven ter vergroting van de bewustwording van desinformatie. Zo is 71% van de Nederlanders ongerust over de invloed van desinformatie in de periode voorafgaand aan verkiezingen. Dat is een fraai soort cirkelredenering.

Wie zijn immers degenen die, hoewel de cijfers een in Nederland zeer beperkte impact van desinformatie laten zien, bijkans alle dagen de noodklok luiden over (Russische) desinformatie? En dit vaak ook nog eens doen op basis van onzorgvuldige (of geheel afwezige) interpretaties en analyses van documenten (1, 2), bronnen, verklaringen en beschuldigingen?

*Het eenzijdig belichten van desinformatie is ook een vorm van propaganda.

PS. Fouten van professionele journalisten zouden min of meer per definitie niet onder de noemer desinformatie thuishoren, zo destilleren we uit de campagnefolders die onze jeugd moeten helpen beschermen tegen de invloed van desinformatie (o.a. Soms is een bericht betrouwbaar omdat een journalist (journalistieke werkwijze!) van professionele nieuwsmedia het zegt).

Maar wat moeten we het noemen wanneer de fouten vrij consistent dezelfde kant opvallen?


Een hele kleine historie van Samir.

Dit is een herschreven FaceBook post uit 2016.

Nu denk ik de laatste tijd sowieso veel aan “vroeger” (vast niet gezond, maar het zij zo), maar dit laat me sinds het weekend niet los…

Toen die hele zogenaamde “mocro war” op de kaart kwam moest ik al met enige regelmaat denken aan mijn oude school- en klasgenoot Samir. Ik vroeg me al snel af of hij er op de een of andere manier bij betrokken zou zijn. Om de eenvoudige reden dat Samir in onze middelbare schooltijd al een boefje was. Doorgaans genoeg geld op zak, tegen het einde van de middelbare school een jaartje weg van school vanwege “betrokkenheid bij een vechtpartij” (lees: steekpartij) en naar aanleiding daarvan gediagnosticeerd als licht schizofreen. Hij was (als ik me niet vergis) woonachtig in Slotervaart en naar eigen zeggen (toen een van onze docenten ooit vertelde dat het slecht was voor kinderen om op te groeien in een flat) “altijd op straat”. Juf hoefde zich wat dat betreft geen zorgen te maken.

Noem het een gevoeltje.

Hoewel ik bovenstaande info direct uit zijn mond heb (hij was niet vies van een praatje, en zijn verhalen waren onderhoudend genoeg), waren we geen vrienden. Het was op schoolfeesten meestal knokken tussen het groepje gabbers (ondergetekende knalde er in een grijs verleden op los) en hun introducees en Marokkaans-Nederlandse introducees van de Marokkaanse Nederlanders op school. Ik kan me overigens niet herinneren dat hij zich daar ooit mee bemoeid heeft, hoewel ik zeker weet dat het daarbij ook weleens ging om zijn introducees. Wat dat betreft leek ‘ie zich aardig op de vlakte te kunnen houden.

In het examenjaar (hij mocht de jeugdgevangenis uit om z’n examenjaar inclusief examen te kunnen doen) heeft ‘ie me nog driehonderd gulden betaald om hem van de antwoorden van het examen Engels te voorzien. Ik haalde bijna altijd negens en tienen voor Engels, dus op zich geen slechte keus al zeg ik het zelf. Hij had een buzzer (leg dat nog maar eens uit) mee, en ik liep met een extra vel met daarop mijn antwoorden geschreven naar de telefooncel achter de school.

Hij heeft me daarvoor netjes betaald, honderdvijftig voor en honderdvijftig na. De laatste afspraak, in de zomervakantie van 1998, was ook de laatste keer dat ik hem gezien heb.

En verder, buiten de vraag of hij actief was in de ontluikende straatoorlog, dus ook nooit meer aan gedacht tot een paar jaar terug…

Toen (2014) las ik in de krant dat in Marbella een Marokkaanse Amsterdammer was doodgeschoten, genaamd Samir Bouyakrichan. Ik moest meteen aan hem denken. Ik had natuurlijk zo’n vermoeden, maar er zijn natuurlijk wel meer Marokkanen die Samir heten (al was de bijnaam Scarface wel veelzeggend) en z’n achternaam wist ik echt niet meer. Foto’s kon ik niet vinden, en zo verdween het verhaal voor mij mettertijd weer naar de achtergrond.

Maar toen ik dit weekend per toeval weer bij die aanslag uitkwam via Google, bleek er nu (al ruim een half jaar) wel een foto te zijn. En verdomd… Dat was dus inderdaad Samir.

Wat je verder ook van Samir vindt, stilgezeten had ie in de tussentijd niet. Een van de grootste, zo mogelijk de allergrootste coke importeur in Europa. Volgens sommige bronnen goed voor 1 miljard omzet.

Maar inmiddels dus dood en begraven. Doodgeschoten in een trapportaal waar hij heen vluchtte op het moment dat hij al beschoten (en geraakt) was*.

Geen idee waarom het me niet los laat. Ik heb de hele week aan Samir gedacht, en met een raar gevoel rondgelopen. Een gevoel dat ik ergens ook wel ken uit tijden waarin ik ongelukkig was, maar te jong om me er bij neer te leggen of te begrijpen wat ik voelde. Een mengeling van vormloze emoties zonder bekende oorsprong die ik bestreed door randjes op te zoeken. Was dat immers niet leven?

Misschien geeft Samir’s verhaal te denken over hoeveel er soms allemaal kan gebeuren in korte tijd, maar hoe betrekkelijk dat uiteindelijk zelfs is? Ik weet het niet. Ik zou er graag meer van weten, maar echt veel publieke info kan ik niet vinden. Samir had wat dat betreft begrepen wat low profile is. Ik vind het ook niet iets waar ik in moet gaan wroeten.

Hoe dan ook… Rust in vrede Samir. Het was kort maar krachtig. En ik ben je niet vergeten.

* Dit is de versie die mij bereikte. Het zou zomaar kunnen dat de precieze loop van zaken anders was.

Hennis zwaait af

Gisteren in NRC een kort interview met mevrouw (ex-minister)Hennis, beschermvrouwe van de “sound of freedom“. Mevrouw Hennis gaat voor de VN aan de slag in Irak, en dus besloot NRC Nederland nog maar eens te vergasten op wat inzichtelijke citaten.

Een logische vraag is blijkbaar waarom onze geliefde Minister in Irak aan de slag gaat, de Nederlandse kiezer in vertwijfeling achterlatend. Gelukkig zal Hennis ook in Irak ijveren voor de belangen van die Nederlandse kiezer:

 “Europa wordt omringd door instabiliteit en die is van invloed op onze vrijheid. Als het in het Midden-Oosten misgaat, voel je dat onmiddellijk. Wij importeren conflicten. Denk aan aanslagen in onze binnensteden, aan de vluchtelingenstromen.”

Oftewel: Westerse inmenging, opruiing, wapenleveranties, interventies en proxy-oorlogen dragen bij aan onze veiligheid. De boel daar eens met rust laten zou onze binnensteden in vuur en vlam zetten en een enorme, ontwrichtende vluchtelingenstroom veroorzaken.

Maar volgens mij is het toch ietsje anders, en exporteren wij (nou ja, in het kielzog onze bondgenoten) voornamelijk conflicten – conflicten die we vervolgens niet kunnen beheersen. Daarmee richten we schade aan die we vervolgens goeddeels op het bordje leggen van het slachtoffer, die met hangende pootjes bij het IMF komt aankruipen, waarna het land effectief een nieuwe fase in de bezetting ingaat.

Hoe gaat het eigenlijk met Irak?

 „Het is heel fragiel. Door de militaire strijd tegen IS was er verbroedering en het is nu belangrijk dat die standhoudt. Er is veel te doen. Ik ben er zelf drie keer geweest, voor het laatst in 2017. Gewonden keerden in die tijd terug van het front in Mosul. Ik was ook in Falluja, nog maar net bevrijd van IS. Mensen keerden terug naar hun huizen, maar zagen een enorme verwoesting. Maar je zag ook een enorme veerkracht.”

Het is heel fragiel, dat zal best. Maar waar Hennis aan voorbij gaat is dat het Irak van nu voornamelijk is gevormd door de (illegale) Amerikaanse invasie van 2003. Hoewel eerdere oorlogen en de mede daardoor ontstane interne onrust al een wissel trokken op de welvaart en ontwikkeling, was Irak destijds nog steeds een relatief ontwikkeld land met een relatief hoogopgeleide bevolking. Daar is sindsdien weinig van over. Het land is op meerdere fronten domweg geïmplodeerd. Het leidt ook geen twijfel dat het sectarische geweld dat Irak sindsdien in z’n greep heeft gehad rechtstreeks valt terug te voeren op die onbezonnen regime-change interventie. De toch al niet al te stabiele regio heeft sindsdien nauwelijks een dag rust gekend.

Nu is dit allemaal niet de schuld van mevrouw Hennis natuurlijk, begrijp me niet verkeerd. Maar als je serieus aan de slag wil namens de VN om Irak te helpen eindelijk te herbouwen – als je echt gedreven wordt door de wil een positief verschil te maken… Waarom dan niet eens ronduit toegeven dat al die Westerse interventies alleen maar ellende betekenen voor de mensen daar, en uiteindelijk ook alleen maar ellende opleveren voor een thuisfront dat zich steeds meer geconfronteerd ziet met draconische, vrijheidsbeperkende maatregelen tegen terreur.

Terreur die onlosmakelijk is verbonden met die interventies.

 

 

 

Русский Twitter: tussen de regels door

Afgelopen week verscheen in De Groene Amsterdammer een artikel op basis van de door twee professoren van Clemson University vrijgegeven dataset waarin de over de periode 2012-2018 geplaatste tweets staan van de 3854 als Russische trollen aangemerkte Twitter accounts waar zoveel over te doen is. Een hele mond vol wellicht, maar dan heb je de spreadsheet nog niet gezien!

Nu is het belangrijk je eerst te realiseren hoe de bevindingen van Twitter waar het artikel over gaat tot stand zijn gekomen.

Twitter heeft zelf welgeteld nul accounts aan de inmiddels befaamde Internet Research Agency gekoppeld. Wat Twitter volgens de eigen verklaring van 31 oktober 2017 heeft gedaan is zoeken naar bepaalde kenmerken:

  • Aangemaakt door of ooit benaderd vanaf een Russisch IP
  • Russische provider of email
  • Cyrillische karakters in username
  • Tweet vaak in het Russisch

Accounts die aan een of meerdere van deze kenmerken voldeden, werden door Twitter aangemerkt als “Russisch” (“Russian-linked”).

Geen van die kenmerken bewijst een link naar de Internet Research Agency. Het fundament voor die conclusie is niet nader gespecificeerde informatie uit niet nader gespecificeerde bronnen (“third party sources” – blz 11).

In een aanvulling op deze verklaring van 19 januari 2018 wordt duidelijk dat zelfs de door niet nader genoemde bronnen geleverde, niet nader omschreven informatie waarop Twitter haar conclusies baseert niet genoeg zijn om in zekere termen te spreken:

“We have identified more accounts that appear to be associated with the Internet Research Agency (“IRA”)”.

In de rest van het document wordt gesproken over “IRA-linked” accounts, hetgeen vrijwel overal in de Westerse media ten onrechte als feitelijke, bewezen informatie werd gepresenteerd.

We kunnen Twitter’s verklaringen in dezen echter moeilijk zien als hard bewijs – De verklaringen zijn tot stand gekomen onder stevige druk en de conclusies drijven op geheime informatie uit geheime bronnen – een en ander is niet te verifiëren.

Saillant detail is overigens dat bij de laatste hoorzitting over dit onderwerp getuigd en geadviseerd werd door Laura Rosenberger. Rosenberger is de ex-adviseur buitenlandbeleid van Hillary Clinton en directeur van de Alliance for Securing Democracy, waar zij met Jamie Fly (voormalig national security counselor voor Marco Rubio, welke van Trump verloor in de primaries en Rusland daar een rol in toedicht) verantwoordelijk is voor het welbekende en moeilijk transparant te noemen Hamilton 68 dashboard.

Men runt aan de ene kant een dashboard dat allerlei alarmistische berichtgeving in de media faciliteert (Hamilton 68 was de bron voor bijna alle berichten over Russische trollen in relatie tot actuele gebeurtenissen), maar geen enkel zinnig inzicht kan bieden in de methodiek. Men kan aan de andere kant als expert optreden bij het duiden van de materie waarvan men zelf de perceptie stevig beïnvloedt middels het befaamde dashboard (direct, en indirect via berichtgeving in de media). Het is zodoende niet makkelijk om Laura Rosenberger en de Alliance for Securing Democracy als onafhankelijk expert te zien in plaats van als een politiek speler.

In een namens de Alliance for Securing Democracy geponeerd boekwerk bepleit zij ironisch genoeg transparantie, maar bijvoorbeeld ook het voorzichtig omspringen met gelekte informatie in de media (blz 3). Daarbij doelt ze duidelijk op Wikileaks, maar spreekt ze ten onrechte over disinformatie. Na wat reclame voor het eigen Hamilton 68 dashboard is er zelfs een rolletje voor Nederland weggelegd:

“Even a Dutch referendum on the EU’s Association Agreement with Ukraine became a target for Russian disinformation; the campaign against the agreement, which ultimately won the vote, used pro-Kremlin narratives pulled from RT and Sputnik and had links to Russian academics parroting Moscow’s position against the agreement”

Rosenberger lijkt er een handje van te hebben politiek onwelgevallige meningen en informatie te classificeren en besmeuren als Russische propaganda zonder daar echt hard bewijs voor te willen laten zien. Dit fenomeen zien we vaker, en lijkt me een van de gevaarlijkere hellende vlakken waar we ons op begeven. Het feit dat Russische TV kanalen bepaalde grieven aangrijpen voor propaganda doeleinden maakt die grieven geen Russische propaganda.

Daar komt bij dat we te maken hebben met een politiek speler die ook maar een macht vertegenwoordigt die sinds jaar en dag activiteiten ontplooit die het daglicht niet kunnen (en wettelijk niet mogen) verdragen – en daarvoor een infrastructuur en middelen tot z’n beschikking heeft die voor ons, burgers, nopen tot minstens zoveel waakzaamheid als de vermeende activiteiten van een geopolitieke rivaal. In hoeverre we kunnen vertrouwen op de goede intenties van actoren als een Rosenberger, maar ook clubs als de Atlantic Council en haar DFRLab (het cirkeltje waarbinnen ook Bellingcat opereert), en in hoeverre het een goed idee is dergelijke niet onafhankelijke organisaties te laten arbitreren over onze informatie uitwisseling, dat is maar de vraag.

Deze dimensie blijft doorgaans onderbelicht, net als het gegeven dat veel “onafhankelijke” denktanks en “experts” als Laura Rosenberger, of de Alliance for Securing Democracy en hun Hamilton 68 dashboard, zelf ook in de eerste plaats politieke actoren zijn.  En wat te denken van de TV-schnabbels van oud intelligence medewerkers als  (o.a.) Brennan en Clapper? Namens wie informeren zij eigenlijk?

Willen we echt zorg dragen voor een gezonde democratie met een vrije uitwisseling van ideeën, dan wordt het tijd dat we acht gaan slaan op deze feiten, en kritischer worden op de boodschappers en hun “feiten” waarop we ingrijpende beslissingen baseren die raken aan de kern van onze vrijheden. Dan wordt het tijd dat we tenminste vragen om hard bewijs voor de beschuldigingen waarop we zulke beslissingen laten baseren, en eisen dat transparantie zoveel mogelijk tweezijdig blijft.

Na Irak en de vele leugens en kwalijke activiteiten en capaciteiten die door o.a. Snowden en Assange aan het licht zijn gebracht kun je niet verwachten dat mensen genoegen nemen met de mooie blauwe ogen van anonieme Angelsaksische intelligence bronnen met geheim bewijs. Die tijd is voorbij.